Kalahari, Zuid-Afrika
Door de rivierbeddingen vloeit eens in de 100 jaar water
De uitgestrekte half-woestijn is een ruig en ongastvrij gebied. Er is voldoende vegetatie om wildpopulaties in leven te houden, maar het gebrek aan water heeft de natuur gedwongen zich aan te passen. Typerend zijn de rode zandduinen, bedekt met bosjes kort gras. Het Kgalagadi Transfrontier Park, bestaande uit het Kalahari Gemsbok Park in Zuid-Afrika en het Gemsbok National Park in Botswana, beslaat bijna 4 miljoen hectare.
Reisverslag en foto's: Harold Kolkman
Het is 4 uur 's nachts als ik Pretoria uitrijd, de snelweg op richting Johannesburg. Het wordt pas licht als ik al een eind in de North West Province ben. Gauteng ligt al vele kilometers achter me. North West kan ik in twee woorden samenvatten: maïs en graan.
Nog voor de middag bereik ik Vryburg, na 140 kilometer te hebben verspild door een inschattingsfoutje. Zonde van de tijd en de brandstof.
De monotonie van North West maakt plaats voor de ruige leegte van de Northern Cape. Voorbij het stadje Kuruman begint de Kalahari, of in ieder geval de voorbode ervan.
Ik rijd honderden kilometers door licht heuvelachtig gebied, begroeid met kort goudgeel gras en acaciabomen. Ik herken het enigszins van een rit door de Freestate twee jaar geleden. Kaarsrechte wegen tot aan de horizon. Alleen het landschap is hier meer divers. Zandafgravingen, veehouderijen en uitgestrekte open vlakten.
Upington is de eerste belangrijke stop en tevens de laatste. Vanaf hier is het nog 245 kilometer non-stop naar het voormalige Kalahari-Gemsbok National Park.
De echte Kalahari, die na Upington begint, is een uitgestrekte half-woestijn die in tegenstelling tot echte woestijnen af en toe regen ontvangt. Maar het blijft een ruig en ongastvrij gebied. Er is voldoende vegetatie om wildpopulaties in leven te houden, maar het gebrek aan water heeft de natuur gedwongen zich aan te passen.
Planten en dieren is dit gelukt maar mensen, op de rondtrekkende Bosjesmannen na, passen zich moeilijker aan. Het gebied is daardoor redelijk ongerept, zonder invloed van veehouderijen die afhankelijk zijn van water.
De 190 kilometer asfaltweg van Upington naar het park is kaarsrecht. Het lijkt erop dat ik de enige weggebruiker ben. Halverwege verandert de omgeving drastisch en ik zie de eerste rode zandduinen, bedekt met bosjes kort gras.
Het is al laat in de middag en het zonlicht werpt lange schaduwen over het fascinerende landschap. Er zijn verschillende zoutpannen in het gebied, grote witte vlakten, zonder enige vorm van begroeiing.
De laatste 60 kilometer naar de ingang van het Twee Rivieren-kamp is een gravelweg. Het is de slechtste weg die ik tot nu toe in Zuid Afrika heb gereden. Volkomen verpest door voorbijrazende 4x4's met te harde banden.
De zon staat inmiddels zo laag dat ik nauwelijks zicht heb door het tegenlicht en dus de kuilen en hobbels niet zie aankomen. Een bijkomend probleem is dat de poort om zes uur sluit en als ik het niet haal moet ik weer 245 kilometer terug naar Upington, of langs de weg kamperen. Dus al te langzaam rijden is er niet bij.
Toch lukt het om zonder fatale problemen om 1 minuut over zes Twee Rivieren te bereiken. Het is de langste afstand, 1200 kilometer, die ik ooit in een dag heb afgelegd en ik ben redelijk kapot, met name door de laatste 60 kilometer. Ik heb zelfs geen zin meer om te koken. Ik eet wat droge boterhammen, zet de nieuwe tent op en val meteen in slaap.
Om 1 uur word ik wakker door iets dat om mijn tent sluipt. Een hyena? Ik pak mijn zaklamp en door het gaas van de tent kijk ik recht in de eigenwijze ogen van een fennek, een minivosje met enorme oren dat in het licht van de lamp nachtvlinders aan het vangen is. Daarbij stoot hij af en toe zijn snuit tegen de wand van de tent.
Twintig minuten later wordt ik weer wakker. Dit keer is het geen vos maar een genet, een wilde kat met een spitse snuit. In het Afrikaans: Kleinkolmuskejaatkat.
Nossob Trail
De kleur van de duinen is nooit hetzelfde
Het Kgalagadi Transfrontier Park, bestaande uit het Kalahari Gemsbok National Park in Zuid Afrika en het Gemsbok National Park in Botswana, is een van de grootste beschermde ecosystemen in de wereld. In totaal beslaat het bijna 4 miljoen hectare.
Het Zuid-Afrikaanse deel is opgericht in 1931 en ligt afgelegen, weggestopt tussen de grenzen met Namibië en Botswana. In 1999 is de overeenkomst tussen Zuid-Afrika en Botswana getekend om beide parken samen als een geheel te besturen. Het is het eerste officiële Transfrontier Park.
Het dier waar het park zijn naam aan dankt is de majestueuze gemsbok, een grote zandkleurige antilope met een scherp zwart-wit getekende snuit en lange spitse hoorns. Je kunt ze vinden in grote groepen, vaak samen met de springbok, een andere beroemde Zuid-Afrikaanse antilope, bekend om zijn opvallende zwart-witte flank.
Het grootste deel van het Zuid-Afrikaanse deel van het park is gelegen tussen de droge Nossob en Auob rivierbeddingen die samenkomen op het punt waar de ingang is gevestigd, vandaar de naam Twee Rivieren. De andere twee kampen in het park zijn Nossob en Mata Mata, respectievelijk tegen de grens met Botswana en die met Namibië.
De twee hoofdroutes in het park lopen door de rivierbeddingen, waarin maar eens in de 100 jaar water vloeit. Geen van de wegen is geasfalteerd, zoals in Kruger, zodat het ‘wilde’ gevoel behouden blijft.
Het rijden in dit park vergt een andere aanpak dan in Kruger, waar volop rustkampen en wegen aanwezig zijn.
In de eerste plaats moeten de receptiemedewerkers weten waar je naartoe rijdt, zodat ze een zoekactie kunnen organiseren als je niet voor zes uur terug bent in het kamp.
Het tweede belangrijke punt is de bandendruk. Het is makkelijk om te slippen op de zandwegen, of erger, jezelf in te graven. Een lage bandendruk helpt dit voorkomen, vandaar dat iedere bestuurder bij het tankstation in het kamp braaf lucht uit de banden laat stromen voor een betere grip. Hoewel de wegen in het park redelijk geschikt zijn voor een stadsauto, zijn het voornamelijk grote 4x4's die hier rondrijden. Mijn rode Golf is een buitenbeentje.
In Kruger kun je uren rondrijden zonder dieren te zien, door de dichte begroeiing en de vele waterputten verspreid over het park. Hier sta ik om de vijf minuten stil om wildebeest, gemsbokken, springbokken, red hartebees en struisvogels te bekijken.
De variatie in dieren is weliswaar minder groot dan in Kruger, maar de contrasten in het landschap maken dit meer dan goed. Eigenlijk moet je de Kalahari vooral om het landschap waarderen.
De dominante bomen zijn grillig gevormde Shepherd en Camelthorn die, samen met Tsamma Mellons en kort stug gras, de belangrijkste bouwstenen van het ecosysteem vormen.
Het uitzicht is fantastisch. Rechts de grote open rivierbedding, waar het meeste wild rondloopt, links de rode zandduinen. De kleur van de duinen is nooit hetzelfde. In het vroege ochtendlicht is het zalmkleurig. Naarmate de dag vordert, verandert de kleur van oranje tot baksteenrood als de zon het hoogst staat.
Rond het middaguur rijd ik linksaf de duinen in, alwaar het landschap opnieuw verandert. Het is alleen nog maar rood en groen, terwijl de weg speels over de pieken en dalen hobbelt.
Een avontuurlijke route, maar hij vergt wel de nodige aandacht. Het is makkelijk om uit de bocht te vliegen, omdat je niet over de toppen heen kunt kijken en daarom scherpe bochten en eventuele tegenliggers niet ziet aankomen.
De duinen vervelen geen minuut, maar het aantal dieren is opvallend minder. Wel zie ik een aantal jakhalzen lopen.
's Avonds ga ik mee met een nachtrit. We rijden een stuk heen en terug over de Nossob Road, waar ik vanmorgen al ben geweest. En veel wild zien we ook niet. Maar het is wel bijzonder om in het donker te rijden. De maan is nog niet op en de hemel is met sterren bezaaid. En het is erg koud.
Auob Trail
100 of meer vogels in een nest van een meter doorsnee
Vandaag rijd ik de weg door de Auob rivierbedding. Het eindpunt, Mata Mata kamp, ligt op de grens met Namibië. De weg ernaar toe is anders dan de Nossob route. Het lijkt meer op echte woestijn, meer zand. En het is heet en stoffig vandaag.
Het Mata Mata kamp zelf is klein. Ik eet er even wat en rijd weer terug over dezelfde weg. In de duinen vallen me de gigantische nesten in de bomen op die de ‘sociable weavers’ bouwen. Er zitten vaak honderd of meer van deze vogels, versamelvoëls in het Afrikaans, in zo'n nest dat soms een meter in doorsnee is.
Tijd om Kgalagadi en Zuid-Afrika te verlaten. Botswana heeft mij altijd geïntrigeerd, juist omdat ik er niet veel over weet. En wat ik weet, klinkt te mooi om waar te zijn: het Zwitserland van Afrika; stabiel, democratisch en zonder recente oorlogen.